Geef voor elk van onderstaande activiteiten de mate van beperking aan gedurende de afgelopen maand. Als de activiteit volledig is vermeden omdat het te moeilijk was, omcirkel dan ‘10’. Als u een activiteit vermijdt om een andere reden dan pijn of moeite, vul dan niets in.
7.1
Kauwen van taai voedsel.
7.2
Kauwen van hard brood.
7.3
Kauwen van kippenvlees (bijvoorbeeld bereid in de oven).
7.4
Kauwen van crackers.
7.5
Kauwen van zacht voedsel (bijvoorbeeld macaroni, ingeblikt of zacht fruit, gekookte groenten, vis).
7.6
Eten van zacht voedsel dat niet gekauwd hoeft te worden (bijvoorbeeld aardappelpuree, appelmoes, pudding, gepureerd voedsel).
7.7
De mond ver genoeg openen om van een hele appel af te bijten.
7.8
De mond ver genoeg openen om in een dubbele boterham te bijten.
7.9
De mond ver genoeg openen om te praten.
7.10
De mond ver genoeg openen om uit een kopje te drinken.
7.11
Slikken.
7.12
Geeuwen.
7.13
Praten.
7.14
Zingen.
7.15
Een vrolijk gezicht opzetten.
7.16
Een boos gezicht trekken.
7.17
Fronsen.
7.18
Zoenen.
7.19
Glimlachen.
7.20
Lachen.